2018-12 “De principiële vraag of een verplichte deelname aan een pensioenregeling en/of in een pensioenfonds wenselijk is, behoort tot de verantwoordelijkheid van de beroepspensioenvereniging of het georganiseerde bedrijfsleven in een (deel van een) bedrijfstak”, zo meldt minister Koolmees van Sociale Zaken recent op beantwoording op Kamervragen. Kamerleden stelden eind december vragen over het draagvlak voor een wettelijke verplichting tot deelname aan het pensioenfonds voor notariaat.
In zijn reactie noemde hij tevens: “Wat betreft de toekomst zijn volgens hem in theorie scenario’s denkbaar waarbij de deelnemer aan een verplichte pensioenregeling in een beroepsgroep of in een bedrijfstak zelf de vrijheid heeft een pensioenuitvoerder te kiezen. Hij wil dan ook de effecten en wenselijkheid van een dergelijke andere systematiek van verplichtstelling uitgebreider onderzoeken.”
Eerder ging ik in op de vraag over de verplichtstelling van deelname aan een regeling in plaats van een fonds. Zie hierna in het kort, voor een uitvoerige behandeling zie E. Schop, Verplichte pensioenregeling door Apf?, PA 2016/09.
De Tweede Kamer had in 2015 al gevraagd of de regering bereid is te verkennen of, en zo ja, hoe het Apf ook uitkomst kan bieden voor verplichtgestelde Bpf’en. Staatssecretaris Klijnsma kondigde daarop een onderzoek aan naar de mogelijkheden om verplichtgestelde Bpf’en toegang te bieden tot een Apf. De resultaten van dit onderzoek, uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek (SEO), werden op 16 november 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden. De onderzoekers gingen uitvoerig in op het zogenoemde basisscenario en noemden ook een viertal alternatieve scenario’s, maar werkten deze niet verder uit.
Op grond van het SEO-onderzoek wilde het kabinet nu een wetsvoorstel indienen dat in plaats van verplichte deelname aan een Bpf verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenregeling mogelijk maakt (Kamerstukken II 2015/16, 32 043, nr. 291), maar dat is er nog van gekomen. Maar eerst zal toch nog een aantal voorvragen moeten worden beantwoord. Het wetsvoorstel moet schaalvoordelen (lagere kosten) voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenregelingen zien te realiseren en tevens moeten voorzien in de (maatschappelijke) behoefte aan een vrije keuze van uitvoerder. Ook is nog niet helemaal duidelijk hoe de wetgever de door hem genoemde gewaarborgde transitie naar een goed werkende markt met grote verschillen in uitgangspositie wil realiseren. Of hoe hij, uitgaande van het basisscenario, een vertrek bij een pensioenuitvoerder wil waarborgen: moeten er verplichte clausules in de uitvoeringsovereenkomsten worden opgenomen, zoals thans het geval is ten aanzien van waardeoverdracht na beëindiging van de overeenkomst? En omdat de pensioenuitvoerder van tijd tot tijd een andere kan worden, zal tevens een andere invulling moeten worden gegeven aan de vrijstelling van verplichte deelneming. Zomaar wat vragen. Ik zie zien belangstellend uit naar het wetsvoorstel.