Edwin Schop
  • Blogs
  • Over
  • Publicaties
  • Cijfers & Letters

Gelijk pensioen voor payrollers?2 min read

10 juni 2018 by Edwin
Print Friendly, PDF & Email

2018-28 Het kabinet wil voor alle payrollwerknemers een ‘adequate’ pensioenregeling. Het voorstel over payrolling maakt deel uit van een breder pakket aan arbeidsmarktmaatregelen. Dit is uitgewerkt in het conceptwetsvoorstel Wet arbeid in balans (WAB). Het conceptwetsvoorstel lijkt de gevolgen nog helder te hebben.

Pensioen voor payrollwerknemers
Payrollwerknemers vallen voor pensioen onder StiPP, het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds voor uitzendkrachten. StiPP kent eerst een wachttijd van 26 weken. Daarna volgen 52 weken pensioenopbouw in een Basisregeling. Na 78 weken komt de werknemer in de Plusregeling. Daar bouwt hij dan meer pensioen op. Bij StiPP hebben payrollwerknemers een andere pensioenregeling dan de eigen werknemers van de inlener.
Payrollconstructies mogen echter niet worden gebruikt om arbeidsvoorwaarden te ontduiken. Er is naast dit voorstel van het kabinet nog een tweede wetsvoorstel over payrolling. Daarin stelt de Tweede Kamer dat de arbeidsvoorwaarden van payrollwerknemers werkzaam bij de inlener en de eigen werknemers van de inlener gelijk moeten zijn. Dat betekent het opnemen van payrollwerknemers in de pensioenregeling van de inlener. In een initiatiefwetsvoorstel van PvdA, GroenLinks en SP krijgen zij recht op ten minste een ‘gelijkwaardige’ pensioenregeling.

Het kabinet kiest daarentegen voor een ‘adequate’ pensioenregeling. Die zouden zich voordoen als het payrollbedrijf te maken zou krijgen met verschillende pensioenuitvoerders. Maar wat is adequaat? Dat moet nog worden bepaald in lagere regelgeving. Een ‘adequate’ pensioenregeling kan volgens het kabinet de Plusregeling van StiPP zijn. Die Plusregeling geldt dan vanaf de eerste dag dat de payrollwerknemer werkt bij de inlener. Daar waar normaal gesproken volgens het pensioenreglement van StiPP eerst een wachttijd van 26 weken geldt, vervolgens een pensioenopbouw volgens de Basisregeling en pas 52 weken later een pensioenopbouw volgens de Plusregeling. Hiermee probeert de wetgever de pensioenregeling van de payrollwerknemer nog enigszins in de buurt te laten komen van de (meestal meer aangeklede) pensioenregelingen van andere bedrijfstakpensioenfondsen. Maar waarom dan voor uitzendkrachten een minder gunstige pensioenregeling te hanteren dan voor de payrollwerknemer? Het concurrentievoordeel voor de payrollwerkgever blijft dan dus gewoon aanwezig. Het wetsvoorstel is evenmin duidelijk over wat nu wel en niet onder het pensioen wordt verstaan. Bovendien roept het de vraag op of de wetgever zich kan mengen in de inhoud van de pensioenregeling, waar dat normaliter de opdracht is van sociale partners.

Voordat het conceptwetsvoorstel tot wet kan worden gepromoveerd zal er dus nog veel moeten worden gesleuteld om de wet (in ieder geval op het gebied van pensioen) werkbaar te maken.

Posted in: Bedrijfstakpensioenfonds, Werkingssfeer Tagged: Bedrijfstakpensioenfonds, Verplichtstelling

Zoeken

Archief berichten

  • augustus 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • februari 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016

Share Buttons

Share on Facebook
Facebook
Tweet about this on Twitter
Twitter
Share on LinkedIn
Linkedin

Copyright © 2025 Edwin Schop

Deze website maakt gebruik van koekjes. Op OK drukken betekent dat je hiermee akkoord bent.
OK